Hoofdstuk 9: Brouwerijen in de Merovingische tijd

In de vroege Middeleeuwen is het brouwen van bier een huishoudelijke bezigheid, voorbehouden aan vrouwen. Naast brood bakken en wassen, brouwen zij voor het gezin een stevig potje bier. Om in hun levensonderhoud te voorzien, brouwen ook kloosterlingen verschillende bieren. In de tijd van Karel de Grote ontstaan grotere brouwerijen om de hoeveelheden bier te brouwen die nodig zijn voor het hof of voor grotere huishoudens.

Naast het thuisbrouwen komt ook het zogenaamde koopbrouwen door ambachtslieden in gebruik. Hop is in die tijd nog niet bekend om bier zijn bekende bittere smaak te geven. Brouwers brengen het bier op smaak met allerlei kruiden, die gruit worden genoemd. Het brengt de landsheren een aardige duit op. De brouwers, die gruit gebruiken, moeten aan de landsheren, op wiens grond het gruit geoogst wordt, belasting betalen. Deze bijzondere belasting – het gruitrecht – is de voorloper van de accijns zoals we die nog steeds kennen. De Middeleeuwer is een dorstig type. Met gemak drinkt iedere man, vrouw of kind 300 liter bier per jaar. Ze weten dat je ziek wordt van het water uit sloten en grachten. Alternatieven als koffie, thee of wijn bestaan nog niet of zijn te duur. Het bier dat de Middeleeuwer dagelijks drinkt lijkt overigens niet op het bier dat we nu drinken. Het bevat maar heel weinig alcohol en smaakt waarschijnlijk vrij zuur. Met de koopbrouwer is ook de commerciële brouwerij geboren. Het aantal brouwerijen stijgt gestaag. Steden met meer dan honderd brouwerijen zijn geen uitzondering. Bekende brouwsteden uit die tijd zijn Amersfoort, Delft, Haarlem en Gouda. De brouwers verenigen zich in gilden en zijn vaak de machtigste kooplieden in de stad of streek. Men beweert zelfs dat de overwinning op de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog grotendeels met bieraccijnzen gefinancierd is. In de talrijke kloosters en abdijen wordt de kunst van het bierbrouwen steeds verder verfijnd. Waarschijnlijk ontstaat ook daar het idee om gruit in bier te vervangen door hop. Bier met hop is smakelijker. Bovendien bederft het minder snel. Commerciële brouwers zien hier al snel de voordelen van in. Het wordt mogelijk om bier zonder kwaliteitsverlies te exporteren. De houders van het gruitrecht proberen lange tijd via allerlei verboden dit bier tegen te houden. Zonder gruit immers geen inkomsten! Het is een vergeefse strijd. Hoppebier blijkt onweerstaanbaar voor de consument. Stad na stad wordt het gruitrecht omgezet in een accijns op de hoeveelheid gebrouwen bier. Vanaf de vijftiende eeuw wordt vrijwel alleen nog maar hoppebier gebrouwen.