Hoofdstuk 8: Prostitutie in de vroege middeleeuwen

In het (Oost-)Romeinse Rijk was de zedelijkheidswetgeving vermoedelijk vanaf de kerstening in 380 gebaseerd op christelijke opvattingen. Duidelijk herkenbaar is dit in de wetgeving van keizer Justinianus. In 533 stelde Justinianus dat een vrouw “schandelijk handelt door meretrix te zijn”, en een man schandelijk handelt door een meretrix voor haar diensten te betalen. In 534 stelde hij in zijn Nieuwe Wetgevingen dat de burger zo kuis mogelijk moet leven, om zodoende "de menselijke ziel aan God over te reiken". Deze Novella XIV suggereert dat leno’s zich alleen bezighouden met vrouwen door list of bedrog of dwang tot prostitutie te brengen en uit te buiten, en stelt alle ”lenocinium” strafbaar.

Al deze wetgeving doet vermoeden dat prostitutie in toenmalig Constantinopel tamelijk floreerde. Ook in de mediterrane steden in Italië, Frankrijk, Spanje en Noord-Afrika in het voormalige West-Romeinse Rijk bleef een structuur van bordelen in stand. Daarnaast verwezen veel straatnamen naar de economische activiteit die in de straat plaatsvond tijdens de middeleeuwen. In de straten waar prostitutie werd bedreven was dit ook het geval. Deze namen bleven tot 1300 bestaan, daarna werden ze veranderd.

Bij de Franken, die zich vanaf de vijfde eeuw rond het huidige België vestigden en van daaruit hun rijk uitbreidden, was net als bij de Romeinen slavernij en prostitutie normaal. De Franken bekeerden zich rond 496 tot het christendom, maar deden de eerste eeuwen geen moeite om een ‘christelijke seksuele moraal’ bij de onderdanen af te dwingen. De Frankische samenleving was eerst boers, met weinig steden en dus weinig bordelen, maar prostituees waren er volop, bijvoorbeeld onder het zwervend volk van weggelopen lijfeigenen, bedelaars en leerlingen. Ook sommige vrouwenkloosters fungeerden als sekscentrum. Er werd zowel door Germanen als later door Vikingen en Arabieren gehandeld in mensen, daaronder ook vrouwen en meisjes, ook voor prostitutiedoeleinden. Nog in de twaalfde eeuw waren er wettelijk gereguleerde slavenmarkten in bijvoorbeeld Toulouse, Avignon en Montpellier.

De middeleeuwse Europeaan ging dubbelzinnig om met seks en prostitutie. Enerzijds hoorde men de officiële christelijke standpunten over seks; anderzijds werd de levenshouding getypeerd door het motto: “naturalia non sunt turpia”, oftewel: natuurlijke zaken, zoals seks, én prostitutie, zijn niet schandelijk.