Hoofdstuk 5: Vrijthof

Het Vrijthof (Maastrichts: de Vriethof) is een plein in de binnenstad van Maastricht. Het is het grootste plein in het centrum van de Limburgse hoofdstad. Het plein is vooral bekend vanwege de vele monumenten (waaronder een voor Nederland unieke 'kerkentweeling'), diverse culturele voorzieningen, een groot aantal caféterrassen en de evenementen die er regelmatig plaatsvinden.

De naam van het Maastrichtse plein is wellicht op dezelfde wijze ontstaan als bij andere vrijthoven in de Nederlanden. Archeologische opgravingen hebben aangetoond dat het Vrijthof al vanaf de laat-Romeinse tijd, en vooral in de vroege middeleeuwen een belangrijke begraafplaats is geweest. Voorafgaand aan de aanleg van een ondergrondse parkeergarage werden hier in 1969-'70 honderden Merovingische graven gevonden met zeer veel bijgaven, waarvan de resultaten nog maar deels gepubliceerd zijn. De aanleg in 2003 van een nieuwe toegang tot de Vrijthofgarage aan de noordzijde van het plein bracht de restanten van zeker dertien lagen van de Romeinse heerweg (de Via Belgica) aan het licht, waarvan zeven uit de Romeinse periode.

De oudste schriftelijke vermelding van het Vrijthof dateert uit 1223, toen keizer Frederik II het gebied schonk aan het kapittel van Sint-Servaas. Niet het hele plein was eigendom van het kapittel. Tot de immuniteit of claustrale singel van het rijksvrije kapittel behoorde de westzijde van het plein, met onder andere de kapittelkerk van Sint-Servaas met kloostergang en de parochiekerk van Sint-Jan, en de zuidzijde met diverse kanunnikenhuizen, waaronder het Spaans Gouvernement, en de gasthuizen van Sint-Servaas en Sint-Jacob. De beide gasthuizen zorgden voor de opvang van de vele pelgrims, waaronder ook zieken, die naar het graf van Sint-Servaas kwamen. Het kapittel brouwde zijn eigen bier in het Panhuis, dat op de noordwesthoek van het plein lag, op de plek waar nu de Groote Sociëteit staat. De huidige Sint-Janskerk ontstond in de 12e of 13e eeuw, toen het kapittel behoefte had aan een aparte parochiekerk, naast de bestaande kapittel- en pelgrimskerk. Zo ontstond de Maastrichtse 'kerkentweeling'.

Gedurende de middeleeuwen was het plein ommuurd, met ijzeren toegangshekken nabij de vier hoeken. Later vervingen stenen paaltjes met een afbeelding van de sleutel van Sint-Servaas de hekken. Tijdens de zevenjaarlijkse Heiligdomsvaart had het plein een belangrijke functie bij de reliekentoning. Het volk verzamelde zich nabij het oostkoor van de Sint-Servaaskerk en mocht een blik werpen op de relieken van Sint-Servaas en andere heiligen, die vanaf de dwerggalerij van de kerk werden getoond.

De rest van het Vrijthof, de noord- en oostkant, inclusief het grootste deel van het plein zelf, behoorde niet tot de immuniteit van het Servaaskapittel, maar tot de tweeherige stad Maastricht. In 1292 liet de bisschop van Luik op de noordoosthoek van het plein een perroen oprichten, als teken van de Luikse vrijheid. Waarschijnlijk stond op de noordwesthoek een vergelijkbaar teken dat de Brabantse jurisdictie symboliseerde. Ertussen, op de plek van het Theater aan het Vrijthof, lag vanaf de middeleeuwen tot eind 18e eeuw het Wittevrouwenklooster. Waarschijnlijk stond eerder op deze plek een palts uit de 9e of 10e eeuw, waarvan in 1988 restanten zijn opgegraven. Het Vrijthof was soms executieplaats; na de bouw van het stadhuis werd de Markt dat.

Vanaf het moment dat Maastricht vestingstad werd (in 1566) werd het plein gebruikt als exercitieplaats voor het garnizoen en voor militaire parades. Daartoe werd in 1736 de Hoofdwacht gebouwd. Vanaf eind 17e eeuw werd de muur om het Vrijthof vervangen door een hekwerk. In de Franse tijd werd het Vrijthof omgedoopt tot Place d'Armes. Rond diezelfde tijd werden het Sint-Servaasgasthuis, de Sint-Jacobskapel, de Maternuskapel, de Koningskapel en het Wittevrouwenklooster gesloopt. In juni 1942 vond op het plein een nationaalsocialistische demonstratie plaats, waarvoor het plantsoen met de fin-de-sièclemuziekkiosk moesten wijken.

Inhoud merovingisch vrouwengraf.