Hoofdstuk 3: Kleding in de Merovingische tijd

Ook de Vroege Middeleeuwen kenden verschillende modes in diverse gebieden, die door de tijd heen veranderden. Meest in het oog springend waarschijnlijk is dat dit de tijd van de beenwindsels is. Die werden in de regel van binnen naar buiten en van onder naar boven om de onderbenen gewonden, zodat de knoop of (bij duurdere versies) de gesp aan de buitenzijde van het been net onder de knie zat. Dat betekent ook dat de meeste mensen broeken of hozen (hoge kousen) droegen onder hun tunieken en jurken.

Vrouwen droegen meestal een linnen tuniek als onderkleed en een lange jurk, die op de schouders met fibulae werd vastgehouden. Daarover werd eventueel een wollen mantel geslagen, die voorop met een grote, vaak ronde fibula of met een lange kledingnaald werd dichtgespeld. Andere grote fibulae werden gebruikt om met name de verticale overslag van jurk of mantel vast te houden; grote beugelfibulae zijn in graven vaak op het onderlichaam aangetroffen. Vrouwen droegen, net als mannen, een leren riem, waaraan allerlei spullen werden gedragen, zoals sleutels, een tas, een beurs, een schaar of een mes in een schede.

Er is een duidelijke mode waar te nemen in de breedte van de riem en dus in de maten van de bijbehorende gesp en het riembeslag (zie afb. 50). De opengewerkte sierschijven, châtelaines genoemd, en amuletten werden links gedragen, afhangend op het bovenbeen. Vrouwen bedekten hun haar in de regel met een hoofddoek, die werd vastgehouden met een (geweven) hoofdbandje. Óf en hoe je de hoofddoek draagt, hangt met name af van je leeftijd (afb. 43).

43 Groepje mensen met hoofddeksels en sieraden, afgebeeld in Ashburnham Pentateuch, zevende eeuw. Parijs, Bibliothèque Nationale de France, ms n.acq.lat 2334, f 76r.

Mannen droegen een tuniek of blouse die werd ingesnoerd om het middel, met een broek eronder en eventueel een mantel er overheen. Mutsen en petten uit deze tijd laten zien dat er vooral wollen hoofddeksels werden gedragen. Hoewel mannen ook een fibula dragen om de mantel dicht te houden (op de schouder), dragen zij versiering vooral op de riem. De meeste gespen lagen in graven zó op de heupen, dat de riem van rechts door de beugel wordt geleid en dus afhangt op het linkerbovenbeen. De meeste mannen droegen in gevechten hun zwaard links, zodat je het met de rechterhand kunt pakken, en hun schild links. Zwaard- en messcheden werden aan de riem bevestigd met andere riempjes, die net als de brede riem beslagen konden zijn. Die riemversiering kon uit de hand lopen: in een ruitergraf in Geldrop is een opvallende riem met maar liefst 24 zware beslagstukken van ingelegd zilver gevonden (zie afb. 264). Deze oogverblindende gordel moet zijn ingevoerd uit Zuid-Duitsland en wijst op contacten op hoog niveau in dit dorp – maar hij is eigenlijk ook ondraagbaar.

Voor al deze kleren zijn stoffen nodig: veel wol, geverfd in allerlei kleuren, maar ook linnen voor hoofddoeken en onderkleding. In de Vroege Middeleeuwen maakte men kleding van dierlijke vezels zoals schapenwol, maar ook van plantaardige vezels zoals vlas. Deze vezels werden eerst tot draden gesponnen en vervolgens tot grote lappen geweven. Er zijn verschillende manieren van weven, waardoor de weefsels een verschillend uiterlijk krijgen. In Nederland zijn vooral stoffen gevonden die geweven zijn in linnenbinding en keperbinding. Kaartweefsel leverde gekleurde bandjes om langs de randen van de kleding te zetten of om de hoofddoek te dragen op het voorhoofd. Luxe kleding bevatte ook wel gouddraad, terwijl rijken en mensen in koude streken beslist bont hebben gedragen. In de hoogste kringen werd uit het Oosten ingevoerde zijde toegepast.

44 Geweven wollen kapje, diameter 18 cm, gevonden in Leens. Collectie en foto: Leiden, Rijksmuseum van Oudheden, b 1930/12.34.

Textiel wordt echter maar af en toe opgegraven en dan gaat het meestal om een los kledingstuk dat verloren is, zoals een muts (afb. 44). In Nederland blijven die alleen in heel natte, zuurstofloze omstandigheden bewaard. Afbeeldingen uit deze tijd vullen wel wat aan. En de losse kledingstukken tonen een enorme inventiviteit: een rafelige muts uit Dokkum blijkt een fraai haarkapje, dat een vrouw op zeker zes verschillende manieren kon dragen.

Chrystel Brandenburgh heeft in het kader van haar promotieonderzoek vroegmiddeleeuwse textiel uit Nederland bestudeerd. Naast de fragmenten van stoffen, die we vooral uit de terpen en uit Dorestad kennen, zijn veel kleine (meestal maar een paar cm) stukjes textiel bewaard gebleven op gespen, fibulae, wapens en werktuigen in graven. Het metaal van deze voorwerpen heeft het kwetsbare organische materiaal geconserveerd. Omdat we de positie van die voorwerpen in het graf kennen, kunnen we herleiden welke stoffen waar lagen.

Op deze manier kunnen we reconstrueren in welke kleding de mensen werden begraven en of er nog andere stoffen werden gebruikt in het graf, bijvoorbeeld in kussens, matrassen of om lichamen of voorwerpen in te wikkelen. De meeste vezels hebben nu een bruin tot zwart uiterlijk en sommige zijn door kopercorrosie groen gekleurd, maar de analyse van monsters van de stoffen op kleurgebruik (door de RCE gedaan) laat zien dit textiel in veel gevallen gekleurd was.

45 Tas met overslaande klep met zilverbeslag uit het grafveld van Krefeld-Gellep (graf 2268). Collectie en foto: Krefeld, Burg Linn.

46 Paar schoenen van ‘inheems type’, lengte 26 cm, gevonden in Roswinkel, vijfde-zesde eeuw. Collectie en foto: Assen, Drents Museum, 1890/V.6+a.

Bij de kleding hoorden accessoires. Er zijn maar weinig tassen, maar uit een vrouwengraf van Krefeld is een mooi exemplaar bewaard (afb. 45). De tas bestaat uit een zakvormige leren buidel met een rechthoekige overslag, die langs de randen versierd is. De draagbanden zijn voorzien van verzilverde gespen en riemtongen en konden op maat gesteld worden. Tasbeugels en tasbeslag zijn wel wat vaker gevonden, ook in Nederland. Wat het schoeisel betreft, is men in Nederland ergens in de loop van de vijfde-zevende eeuw overgegaan van een inheems, niet-Romeins model schoen, dat bestond uit een zool met ingesneden riempjes die op de voet werden vastgemaakt (afb. 46) en dat we kennen als veenvondsten uit Weerdinge en Roswinkel, naar een ‘middeleeuwse’ halfhoge schoen die met riempjes werd dichtgetrokken. Dat type schoen is bewaard uit Karolingisch Dorestad, maar de in eerdere graven aangetroffen schoengespjes – aan de buitenzijde van de voet – en exemplaren uit Frankrijk geven aan dat dit model in de Merovingische wereld vanaf de zesde-zevende eeuw algemeen was. In de Friese terpen is een gebreide want gevonden, die aan de vroegmiddeleeuwse periode mag worden toegeschreven: waarschijnlijk de oudste handschoen van Nederland (afb. 47).

Een deel van de accessoires die mannen en vrouwen aan hun riem droegen heeft te maken met het verzorgen van het uiterlijk. Er zijn spiegels, pincetten (afb. 48) en oorlepeltjes, die meestal in beurzen gedragen werden. Het algemeenst echter zijn kammen, waar beide geslachten niet buiten lijken te kunnen. Dat heeft te maken met de haardracht, die in deze tijd voor zowel vrouwen als mannen lang is. Het is in de Vroege Middeleeuwen, met name bij ‘Germaanse’ of ‘Frankische’ stammen, het ideaal om haar niet te knippen en ook het uittrekken van andermans haar (in een gevecht) werd als een vernedering gezien. Dit ideaal is heel duidelijk te zien bij de ‘long-haird kings’ van deze tijd, die zich op eigentijdse afbeeldingen (zoals munten) met lang golvend haar en hangsnorren laten weergeven. Op het niveau van leiderschap werd aan dat lange haar heel zwaar getild, deels in contrast met Romeinse soldatenkapsels en later als tegengesteld aan de kruinschering van monniken. Dit culmineert in het ritueel kort knippen van het lange haar van de laatste Merovingische koning, in een klooster, wat staat voor het verliezen van de macht. Naast kammen zijn ook veel pincetten met een breed blad gevonden in de graven van mannen, die aangeven dat ook de baard en snor gecultiveerd en bijgehouden werden.

47 Wollen want, 24 x 17 cm, gevonden in Aalsum, achtste eeuw. Collectie en foto: Leeuwarden, Fries Museum, 33-374.